Zondagmorgen

Gepubliceerd op 23 november 2023 om 15:12

Zondagmorgen betekende voor Mir samen met haar ouders een gang naar de zondagse mis. Haar ouders waren room-katholiek opgegroeid en de kerkgang op zondagmorgen zat als vanzelfsprekend in het weekritme. Zondag was een dag voor mooie kleren en je beste schoenen. Ze had een keur aan jurkjes, sokjes met gaatjes erin en een gekruld randje en schoentjes met een bandje om je voet. 

Het huis waar ze woonde lag dichtbij de kerk, iets hoger, een twee-onder-een kapper. Haar vader was politieman. Samen met een collega werden de twee huizen bewoond naast het politiebureau. Hun huis lag aan de straatzijde, dat van de buurman dichterbij het bureau en het bureau met twee garages lag vast aan de twee woonhuizen, in een L-vorm. 

De morgen begon altijd goed met het aflopen van het bergje van huis naar de straat, waar Mir steevast gewaarschuwd werd om niet te hard te hollen om niet op de doorgaande weg te belanden. De dichtstbijzijnde ingang van de kerk lag in de zijstraat vlak om de hoek waar ze woonden. Via een zware deur kwam je de kerk binnen en moest je nog tegen een zwaaideur duwen die de ergste tocht en kou buitenhield. In de kerk zelf was het meestal warm. Je kwam in een van de zijbeuken binnen en ze liepen dan altijd door tot in het middenschip voorin waar ze een plek zochten. In die tijd was het nog druk in de kerk. Als je op tijd was, dan kon je kiezen. Anders belandde je achterin of in een van de zijbeuken. Minder prettige plekken. Mir zag dan weinig van wat er gebeurde en verveelde zich. 

De kerk was vooral mooi door het vele wit en de glas-in-lood ramen. Het hoofdaltaar had veel goud en in het midden was er een groot schilderij met een man die naar de hemel wees, Johannes de Doper. Mir was geïntrigeerd door de deuren aan de beide zijden van het hoofdaltaar. Ze vroeg zich af of die open konden en wat er dan achter zou zitten? 

De kerkdienst duurde lang en ze wist dat het bijna afgelopen was als ze met haar ouders mee mocht lopen naar de pastoor die haar ouders een soort van koekje gaven, een hostie. Dan was de mis bijna voorbij. Dan mocht je ook weer praten, huppelen en je bewegen. Dan was het stilzitten voorbij. Op weg naar huis was liep ze tussen haar ouders in en mocht ze 'schommelen'. Ze tilden haar met een zwaai op tijdens het lopen waardoor ze de grootste pret had. Het kon haar niet vaak genoeg herhaald worden totdat haar moeder aangaf het niet nog een keer te kunnen. 

Het was na de kerkgang meestal zo rond half twaalf en het gezin at op zondagmiddag warm. Als ze thuiskwamen trok haar moeder haar jas uit en gaf haar vader in de woonkamer iets te drinken. Haar moeder begon met koken en deed een keukenschort voor. Zo kon ze haar zondagse kleren schoon houden tijdens het koken. Ze droeg meestal een mooie witte schort met ruches langs de onderkant en langs de schouderbandjes. Ze maakte die zelf. Mirs moeder was erg handig met de naaimachine en ze maakte kleertjes voor Mir én voor haar poppen. Ze had een hele mooie nachtjurk met ruches en haar pop droeg dezelfde nachtjurk. Met roze bloemetjes en geel eromheen op een witte, glanzende achtergrond. 

In de woonkamer stond de platenspeler. Mirs vader was een liefhebber van klassieke muziek en had een grote platenverzameling. Op zondagmorgen zocht hij het liefste operamuziek uit. Mir kon nog wel eens schrikken van het wisselende volume van operamuziek. Eigenlijk vond ze het ook wel een beetje vreemd, dat mensen zo hard schreeuwen op muziek. Met de klassieke muziek en de zon die door het zijraam op het favoriete schilderij van haar moeder scheen - een moeder en dochter in de moestuin - had Mir na de zondagsmis een vredig gevoel. Ze zat met een eigen boekje op schoot bij haar vader die rustig luisterde naar de muziek en een oogje dicht deed. Haar vader sloeg dan zijn rechterbeen over zijn linkerbeen en er ontstond een driehoekje, waar ze precies in paste. Als dat niet mocht, dan zat ze te kleuren aan de eettafel.

De geur van de rundvleessoep -de zondagse soep- kwam de woonkamer binnen. Haar moeder maakt het eten meestal al klaar op zaterdag en dan kon ze die lekkere geur al ruiken als ze naar bed ging. Het was een reden om je te verheugen op zondag! Mir kon dan ook niet wachten om te gaan eten als ze terugkwamen van de kerk en de soep werd opgewarmd en de rest van het eten op het vuur werd gezet. Als ze te ongeduldig werd, dan stuurde haar moeder haar naar de poppenhoek in de serre, zodat ze niet continu haar voor de voeten liep in de keuken. In de poppenhoek lag een pop die ze van haar opa en oma had gekregen. Een mooie pop met blonde lange krullen, een rood jurkje en een rode baret. Ze droeg een wit onderbroekje met kant. De pop kwam uit Parijs en had een aardige duit gekost. Mir vond het echter maar niks hoe de pop uit haar ogen keek en de baret bleef nooit zitten. Ze had er niks van durven zeggen toen ze de pop kreeg, maar negeerde haar als ze zelf mocht spelen. Ze speelde liever met een pop met rode haren en sproeten en een roze met wit gestippeld jurkje. Een pop die ze ooit had geruild met een buurmeisje, tot afgrijzen van haar moeder. Die was boos, dat ze een in haar ogen te mooie pop had geruild voor een pop waarvan de haren al een keertje geknipt waren. Daar ging het echter niet om. Mir vond deze pop veel vrolijker.

Eindelijk was het dan zo ver, dat ze aan tafel konden. Haar honger had zich inmiddels al laten horen als een brullende beer in haar buik. Het duurde lang voordat de tafel gedekt was, dat was een taak van haar vader. Die wachtte altijd tot op het laatste moment om op te staan uit zijn luie stoel, totdat haar moeder hem voor de zoveelste keer riep. Op zondag deed Mirs moeder vermicelli in de soep en liet die dan even doorkoken. De groenten waren eruit gezeefd, het vlees werd eruit gehaald en de schijven selderij bleven erin. Die waren dan inmiddels zo gaar, dat ze uit elkaar vielen. De vermicelli en selderij liet Mir aan zich voorbij gaan. Ze hoefde alleen maar de bouillon met daarin een lekkere beschuit. De soep kwam dampend op tafel en was te heet om meteen te eten. Mir moest blazen totdat de soep minder warm werd, maar dat schoot vaak niet op. Dan schonk haar moeder een deel van de soep in een nieuw soepbord, waardoor de soep meteen afkoelde. Na de soep kwam er op zondag vaak nog iets van aardappels met bloemkool of spruitjes, met een stuk vlees. Daar at ze een klein beetje van. Het lekkerste kwam aan het einde van de maaltijd, eigengemaakte 'vlokkenpudding'. Vanillepudding gemengd met slagroom en stukjes chocolade. Een heerlijk eigen recept van haar moeder. Mir kon zich geen fijner moment in de week herinneren dan die zondagmorgen met de beloning van zondagse soep en vlokkenpudding gemaakt door haar moeder. Een hemels moment...

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.